Uitvindingen speelgoed rond 1900

Modern speelgoed door technische ontwikkelingen

Speelgoed is wellicht niet het eerste gebied waar men aan denkt in relatie tot het onderwerp uitvindingen. Tenslotte is het geen eerste levensbehoefte en wordt er vrij weinig maatschappelijk en historisch belang aan gehecht, zeker in Nederland, waar speelgoed relatief gezien een erg lage status heeft. Dat is niet terecht. Af en toe hebben ook uitvindingen op het gebied van speelgoed grote invloed gehad. Soms hebben ze de weg bereid voor andere uitvindingen (meestal van technische aard) en/of hebben ze de manier waarop kinderen werden opgevoed en leefden sterk beïnvloed. Er is wel een verschil tussen speelgoed dat werd bedacht om kinderen te leren omgaan met techniek en speelgoed dat gemaakt kon worden dankzij de techniek.

David Friston - The Toy Seller (De speelgoedverkoper). Tussen 1850 en 1890. Speelgoedwinkels bestonden er nog maar weinig in de tweede helft van de 19de eeuw. Speelgoed werd gekocht bij rondtrekkende verkopers, zoals op het schilderij te zien is, of bij lokale ambachtslieden als smeden, timmerlieden en meubelmakers die het maakten naast hun andere werkzaamheden.

 

Spelen met techniek

Tussen 1870 en 1914 was er het nodige te doen over de invloed die de techniek kreeg op speelgoed en de kinderen die ermee speelden. Niet iedereen was daar blij mee. Veel mensen beklaagden zich over hoe het nieuwe speelgoed de jeugd tot in huis zittende bleekneusjes maakte. Praktisch vergelijkbaar dus met veelgehoorde hedendaagse klachten over (spel)computers. Destijds haalde die klacht net zo weinig uit en het zou de vooruitgang niet bepaald afstoppen.

De eeuwwisseling werd niettemin een belangrijk markeringspunt binnen deze discussie. In het kielzog van een groeiende groep pedagogen begon men te begrijpen dat het spelen met techniek zelfs van wezenlijk belang was voor het kind. Jong geleerd was immers oud gedaan. Een kind moest al op jonge leeftijd met techniek leren omgaan, omdat het anders als volwassene de ontwikkelingen niet meer bij kon benen. Mede als gevolg daarvan kwamen er producten op de markt waar met name jongens graag mee speelden. 

 

Doviane (Auguste Viande) - Spelende kinderen in de tuin, 1887. Kinderen die buiten spelen met eenvoudige hoepels en springtouwen was en bleef eeuwenlang het ideaal.

 

Stoomspeelgoed en andere machines

De eerste nieuwe vorm van technisch speelgoed dat tegen de tweede helft van de 19de eeuw op de markt kwam was stoomspeelgoed. Dat was anderhalve eeuw na het begin van de industriële revolutie in Engeland, wat wel aangeeft hoe traag de ontwikkelingen in speelgoedland volgden op die in de wereld.

Het betrof vooral miniaturen van stoommachines of van stoomlocomotieven, eventueel met wagons. In de jaren '90 van de 19de eeuw waren deze buitengewoon populair geworden.

Ook miniatuurversies van andere machines waren geliefd, opvallend vaak betrof het dan speelgoeduitvoeringen van voertuigen. Een aantal interessante uitvindingen op dit gebied waren:

  • Een luchtschip met wentelende schroef uit 1887.
  • De eerste modeltreinbaan (met veermechanisme) door Märklin in 1891.

 

Model stoomtrein van het Franse merk Laudet op een ansichtkaart uit 1876.

 

Elektrisch speelgoed

Na ongeveer 1885, enige decennia na het stoomspeelgoed, kwam er geleidelijk aan ook elektrisch speelgoed op de markt. Dat was al meer verbonden met ontwikkelingen in de eigen tijd, maar toch later dan mogelijk was geweest. Dat had vooral praktische redenen en geen opvoedkundige.

  • Batterijen, lang van slechte (lees: onveilige) kwaliteit, waren sterk verbeterd en konden voortaan worden gebruikt voor speelgoed.
  • Door de toenemende verspreiding van elektriciteitsnetten beschikten veel meer mensen over elektriciteit.
  • Massaproductie, van belang voor het rendabel kunnen produceren van veel speelgoed, lukte steeds beter.
  • Er kwamen nieuwe synthetische materialen, zoals plastic, beschikbaar. Ook dat maakte de fabricage gemakkelijker en goedkoper.

Opnieuw waren voertuigen favoriet. Opvallend genoeg was het eerste elektrische speelgoed echter geen trein, maar een monorail. Deze kwam al in 1887 op de markt. De eerste elektrische trein was rond 1900 te bewonderen.

 

Afbeelding uit het Amerikaanse boek T. O'Conor Sloane - Electric toy making for amateurs, 1914. Het ultieme spelen met elektrisch speelgoed was natuurlijk om het zelf te maken. Al zal menige vader zich ook aan dit boek hebben gewaagd.  

 

Zelf bouwen

Vanaf de laatste twee decennia van de 19de eeuw werd er ook speelgoed uitgevonden dat kinderen actief aan de slag liet gaan met techniek. Het grootste succesverhaal binnen dit kader is de uitvinding van Meccano in 1901 door de Brit Frank Hornby (1863-1936). Hij bedacht de dozen waarin losse mechanische onderdelen zaten die kinderen zelf aan elkaar konden monteren.

Al snel werd het mogelijk hier hele bouwwerken mee te maken, zoals bijvoorbeeld de Eiffeltoren. Verder waren er pakketten met treinen of andere voertuigen die men na het in elkaar zetten kon laten rijden, meestal m.b.v. een batterij. Aanvankelijk noemde Hornby zijn product MechanicsMadeEasy, zodat er geen misverstand kon zijn wat de pedagogische waarde ervan was. pas later zou dat veranderen in het bondigere Meccano.

Lees meer over de geschiedenis van technisch speelgoed in het artikel: Technisch speelgoed tot 1914.

 

Eerste patentaanvraag voor MechanicsMadeEasy uit 1901 met een hijskraan als onderwerp.

Frank Hornby

 

Nieuw speelgoed dankzij technische vooruitgang

Vanzelfsprekend kwam er ook nieuw speelgoed op de markt dat werkte dankzij nieuwe technieken, maar dat voor de bediening geen speciale vaardigheden vroeg. De technische vooruitgang maakte ook op speelgoedgebied dingen mogelijk die voorheen niet konden. Dat was een ontwikkeling die feitelijk al in de 18de eeuw was begonnen, dankzij de uitvinding van de opwindbare veer een eeuw eerder.

Lees hier meer over nieuwe typen speelgoed in de 18de eeuw

In de 19de eeuw was het echter niet alleen mechanica dat veel vernieuwing bracht voor speelgoed, maar ook uitvindingen op ander gebied zoals op dat van materialen. Uitvindingen rondom het steviger maken van rubber tussen 1790 en 1840 hebben het aangezicht van ballen bijvoorbeeld voorgoed veranderd. 

In de loop van de 19de eeuw werd er in het bijzonder veel vooruitgang geboekt op het gebied van zowel geluidstechniek als beeldtechniek en die twee verbeteringen zouden de speelgoedwereld meer bezighouden dan andere.

 

Joaquin Sorolla - Het jongetje Jaime García Banús, 1892. In navolging van de fietsband (1888) kwamen er mooie gladde, ronde ballen van rubber die je kon oppompen. Rubberen ballen bestonden al eeuwenlang, maar waren vaak wat slap en niet helemaal rond. Vandaar waarschijnlijk dat de bal zo prominent op dit schilderij staat. 

Optisch speelgoed

Optisch speelgoed bestond al langer. De toverlantaarn, de voorloper van de diaprojector, bijvoorbeeld is waarschijnlijk al rond 1654 uitgevonden door Christiaan Huygens. Niettemin kende de 19de eeuw vooral tijdens de jaren '30 veel verbeteringen en nieuwe producten op optisch gebied. Vaak stonden deze aan het begin van de ontwikkeling van de cinematografieEnkele vormen van optisch speelgoed die tussen 1870 en 1914 goed liepen waren:

  •   De zoötroop. Dit is een ruime, rechtopstaande cilinder met gleuven erin. Aan de binnenkant van de cilinder zijn afbeeldingen gemaakt. Als de cilinder rond wordt gedraaid en je kijkt door de sleuven zie je de beelden aan de binnenkant als bewegende beelden. Het principe werd rond 1834 al bedacht, maar pas na 1867 kwam hij ook op de markt. De zoötroop kwam voort uit de fenakistiscoop (ook wel fantasmascoop). Die beoogde vergelijkbare effecten maar met draaiende schijven waarmee je voor een spiegel moest gaan staan. De grote mannen achter deze scoop waren de Belgische uitvinder en natuurkundige Joseph Plateau (1801-1883) en de Duitser Simon Stampfer. De fenakistiscoop was een tijd lang erg populair, maar werd van de markt gedrukt door de handigere zoötroop.

 

Amerikaans patentaanvraag uit 1867 van uitvinder W.E. Lincoln voor een zoötroop, gelabeld als 'toy'.  

 

  • De praxinoscoop. In 1877 kwam er alweer een opvolger voor zoötroop in de vorm van de praxinoscoop. Deze was uitgevonden door de Franse wetenschapper en leraar Charles-Émile Reynaud (1844-1918). Hij voegde prismatische spiegels en een lamp toe aan de zoötroop, waardoor er een rustiger en kleurrijker beeld werd verkregen. Reynaud zou in 1889 ook een grotere versie produceren die beelden kon projecteren en werd daarmee echt een filmpionier.

Een man kijkt gebiologeerd door de juiste kant van een praxinoscoop, terwijl het meisje zich behelpt met de verkeerde kant, 1880, maker onduidelijk.

 

  • De stereoscoop. In het kort gezegd is een stereoscoop een voorloper van wat na de Tweede Wereldoorlog een viewmaster of View-Master is gaan heten en een wat andere vorm kreeg. Het idee achter de stereoscoop is dat je twee identiek foto's door twee speciale lenzen bekijkt, een foto en lens voor ieder oog. Het beeld dat je daardoor te zien krijgt is driedimensionaal. Om twee exact dezelfde foto's te krijgen is een speciale techniek van fotograferen nodig die stereofotografie heet. Het concept van de zogeheten stereoscopie werd in 1838 bedacht door de Britse uitvinder Charles Wheatstone. Ook hier duurde het echter tot halverwege de eeuw voordat het apparaat, dat in verschillende uitvoeringen bestond, populair werd. Dat zakte na 1910 in door de opkomst van de film.  

 

Stereoscoop van het bekende merk Brewster, 1882. David Brewster was de eerste serieuze producent van stereoscopen. Deze lijkt al aardig op een viewmaster.

Ander type stereoscoop; eentje met handvat waarbij je de afstand tot de afbeeldingen handmatig kon aanpassen, 1882.

Sprekende poppen

Een vorm van speelgoed waar veel om te doen was, is de fonografische pop. Het moge duidelijk zijn dat het een droom was voor veel meisjes om een pop te hebben die kan praten. Sinds de helft van de 19de eeuw werd daar dan ook moeite voor gedaan, al schoot dat aanvankelijk maar matig op. Poppen konden hooguit een paar woorden zeggen (al zijn veel kinderen daar ook al heel blij mee). 

Echt schot kwam er in de hele zinnen sprekende pop toen Thomas Edison (1847-1931) zelf zich ermee ging bemoeien. Dat gebeurde nadat hij in 1877 de fonograaf had uitgevonden. Daarna hoefde hij deze alleen maar zien te verkleinen om in een pop te passen. In 1878 was dat al afdoende gelukt om het patent aan te vragen. Desondanks kwam zijn fonografische pop pas in 1889 grootschalig op de markt.

Daarna verzeilde Edison, zoals bij zijn meeste uitvindingen, in een heftige juridische strijd verzeild met concurrenten. Hij kwam daar niet altijd als winnaar uit en zo kwamen er in de jaren '90 van de 19de eeuw nog tal van andere pratende poppen op de markt. De bekendste daarvan was de Bébé Phonograph uit 1893, gemaakt door de beroemde Franse poppenfabrikant Jumeau.

 

Cover van het wetenschappelijke tijdschrift Scientific American van april 1890, met illustraties rondom Edisons fonografische pop. Het toont de pop, zowel aangekleed als open, het laat zien hoe een jonge meisje de wasrol die van binnen zat inspreekt, geeft een afbeelding van de fabriek en eentje van het mechanisme dat in de pop zat. 

 

Bewegende poppen

Bij de tweede meisjesdroom van een bewegende pop ging de ontwikkeling trager en in meer stappen. Opwindbare poppen waren moeilijker te produceren als ander speelgoed met een veer, omdat men het mechanisme niet afdoende wist te verstoppen. In de tweede helft van de 19de eeuw komt de fabricage van dergelijke poppen echter toch op gang. Daarna gaat het snel. 

In de jaren '80 van de 19de eeuw liep poppengigant Jumeau wel zelf voorop met het ontwerp van een geheel nieuw soort poppenlijf dat de ledematen getrouwer deed bewegen. Dit werkte met kogelgewrichten en elastieken en het zou nog tot ver in de 20ste eeuw worden gebruikt.
Hierna komen er ook poppen die konden lopen, al zijn die niet terug te voeren op een specifieke uitvinder of fabrikant. Rond de eeuwwisseling zijn er zelfs poppen die konden kruipen of zwemmen, die wagentjes voorttrokken, bellen bliezen of hun neus poederden aan een kaptafel.
Opvallend is dat niet al deze bewegende poppen de tand des tijd hebben overleefd. Uiteindelijk bleek het niet zo geweldig om met poppen te spelen als die zoveel dingen al zelf doen.
Lees meer over de geschiedenis van de pop in het artikel: Speelgoedpoppen in de 19de eeuw.

 

Advertentie voor thee drinkende poppen van Jumeau uit 1885.

Emile-Louis Jumeau, zoon van bedrijfsoprichter Pierre-François Jumeau en verantwoordelijk voor de vernieuwingen na 1880, ± 1890

 

Een nieuwe kinderwereld gaat open

Waren er in de 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw al veel soorten speelgoed bijgekomen, na 1870 kwamen de vernieuwingen met net zo'n duizelingwekkende vaart als op veel andere terreinen. Dat gold niet alleen voor duurder speelgoed. Door de massaproductie die in fabrieken mogelijk was, kwam er ook een veel grotere hoeveelheid speelgoed beschikbaar voor armere kinderen.

Dat neemt niet weg dat het sociale verschil dat er op het gebied van speelgoed altijd is geweest tussen kinderen van verschillende rangen en standen niet volledig werd opgeheven, net zo min als het verschil tussen stadse kinderen en die van het platteland. De meeste nieuwe soorten speelgoed kwamen toch terecht in de handen van redelijk tot zeer welgestelde kinderen in de steden.

 

Vittorio Matteo Corcos - Piazza Santa Trinità, Florence, 1886. Een welgestelde moeder en dochter hebben flink wat speelgoed gekocht en worden hier weggezet als een ultiem tijdsbeeld.   

 

Bronnen

Boeken

  • Bartholomew Ch. - 'Mechanisch speelgoed.' Alphen a/d Rijn 1979
  • Renaud W. F. - 'Wereldleed en kindervreugd. Speelgoed voor de Nederlandse markt, 1860-1960.' Arnhem 1999
  • Vries L. de - 'Knotsgekke uitvindingen van de 19de eeuw.' Houten 1988

Internetartikelen

  • Wikipedia Nederland (www.nl.wikpedia.org) - 'Toverlantaarn' / 'Zoötroop' / 'Fenakistiscoop' / 'Praxinoscoop' / Charles-Émile Reynaud' /  'Joseph Plateau' / 'Stereoscoop' / 'Stereoscopie' /
  • Wikipedia Engeland (www.en.wikipedia.org) - 'Frank Hornby'

 

Afbeeldingen

  • Wikimedia Commons (commons.wikimedia.org)
  • Stereoscopen - Beide uit Popular Science Monthly, volume 21
  • Joaquin Sorolla - Wikimedia Commons / Museo del Prado